Het Japanse woord aikido kan opgedeeld worden in drie aparte termen. Ai is Japans voor “liefde” of “harmonie”. Ki heeft meerdere betekenissen, waaronder: “energie”. Do tot slot, betekent: “weg” als in levensweg of morele methode. Het woord Do geeft een tintje van de krijgskunst; het geeft aan dat dat het uiteindelijke doel is, zoals onder andere ook in kendo of judo. Samen betekenen de drie woorden ai, ki en do zonder agressie of “de weg van harmonie met Ki”. De betekenis hiervan verwijst zowel naar de filosofie die O’Sensei had met betrekking tot aikido als naar de uitvoering van technieken van aikido.
Het uitgangspunt van de aikido techniek is het verstoren van het evenwicht van de aanvaller, door diens stoot- of slagkracht het doel te laten missen en aldus door het zwaartepunt heen te trekken. Dit geschiedt door soepele, cirkelvormige bewegingen. Alle draai- en schroefbewegingen lopen uit op een worp- of hefboomtechniek. Het aikido kent drie basishoudingen en bovendien het gebruik van beide vlakke handen als een soort zwaard, verscheidene worpen en hefboomtechnieken, zoals de armklem. Omdat het traditionele aikido niet als wedstrijdsport wordt beoefend verlopen de demonstraties en examenoefeningen volgens een vastgesteld schema, waarin de verscheidene technieken aan bod komen.
Aikido wordt zowel ongewapend als gewapend beoefend. Ook wordt er met meerdere aanvallers geoefend, hoewel dit pas op hoger niveau regelmatig gebeurt. Er wordt gebruikgemaakt van een houten zwaard (boken), stok (jo) en mes (tanto).
De ongewapende technieken leren de beoefenaar de basisprincipes onderkennen en verbeteren:
- kamae (lichaamshouding)
- ma-ai (ruimtelijk bewustzijn en afstand)
- sen (timing)
- ki no nagare (vloeiende beweging)
Het gebruik van wapens is vaak bedoeld als lesinstrument om de beoefenaar bepaalde basisprincipes te leren verfijnen. De beoefenaar leert geleidelijk aan ook zwaard-, stok- en mesvechten.